Nieuwe identificaties na bijna 24 jaar
Bijna een kwart eeuw na de aanslagen op 11 september hebben drie families in New York eindelijk een naam terug. De stad maakte in augustus 2025 bekend dat opnieuw drie slachtoffers zijn geïdentificeerd met behulp van voortschrijdende DNA-technologie. Het gaat om minuscule resten die al meer dan twintig jaar geleden werden geborgen uit het puin van het World Trade Center, maar waar destijds simpelweg nog geen bruikbare genetische informatie uit te halen was.
De drie nieuw bevestigde namen tonen hoe hardnekkig de zoektocht naar duidelijkheid is gebleven. Het betreft:
- Ryan D. Fitzgerald, 26 jaar, valutahandelaar.
- Barbara A. Keating, 72 jaar, gepensioneerd bestuurder uit de non-profitsector.
- Een derde vrouw, wiens naam niet naar buiten is gebracht op verzoek van haar familie.
‘Elke nieuwe identificatie bewijst wat wetenschap kan betekenen wanneer je niet loslaat,’ zei hoofdgeneesheer Jason Graham. ‘We zetten dit werk door als manier om de overledenen te eren.’ Voor nabestaanden is zo’n bericht vaak het eerste tastbare stukje houvast na jaren van stilte. In het geval van Barbara Keating hielp een alledaags voorwerp om de cirkel te sluiten: genetisch materiaal van haar haarborstel bleek de sleutel om een match te maken met DNA van familieleden. Haar zoon, Paul Keating, noemde het in de New York Post ‘een ongelooflijke prestatie en gebaar’, zeker omdat een fragment van haar pinpas jarenlang het enige spoor was.
De identificaties komen voort uit een speurwerk dat sinds 2001 onafgebroken doorgaat bij het kantoor van de lijkschouwer van New York. Daar werkt een gespecialiseerd team – de missing persons-unit en forensische biologen – al decennia aan een opdracht zonder einddatum: zoveel mogelijk slachtoffers bij naam noemen. Assistent-directeur forensische biologie Mark Desire krijgt nog steeds één vraag keer op keer: hoe kan het dat dit werk na zoveel jaren niet klaar is? Zijn antwoord is even eenvoudig als pijnlijk: het materiaal is extreem beschadigd, minuscuul en vaak vervuild. Je hebt tijd én betere technieken nodig om eruit te halen wat erin zit.
De schaal van het onderzoek blijft ongekend. Er zijn 21.905 afzonderlijke resten geborgen in en rond Ground Zero, variërend van fragmenten van botten ter grootte van een erwt tot grotere delen die door hitte, druk en chemische verontreiniging zwaar zijn aangetast. Alles is getest, en veel ervan is in de loop der jaren opnieuw getest zodra de technologie vooruitging. Tot nu toe konden meer dan 1.600 slachtoffers worden geïdentificeerd; van ongeveer 1.100 mensen is nog geen enkel fragment met zekerheid herleid.
De zoektocht beperkte zich niet tot de footprint van de torens. Met de jaren doken resten op op daken, in putdeksels en in hoeken van Lower Manhattan waar de kracht van de instortingen materiaal heen slingerde. De eerste fase van het onderzoek, het sorteren van 1,2 miljoen ton puin op de Fresh Kills Landfill op Staten Island, was grof in omvang en intiem in menselijkheid: tussen de operators van tractors en kranen stonden collega’s die zelf een familielid hadden verloren. Het puin ging door zeefmachines met mazen van een kwart inch; gevonden resten werden apart, waardig en onder strikte procedures bewaard.
Hoe de technologie het verschil maakt
Wat is er sinds 2001 precies veranderd? In de beginjaren leunden onderzoekers vooral op korte DNA-profielen (STR’s) die het beste werken met relatief intact materiaal. Dat was bij veel WTC-restanten niet het geval. Mettertijd kwamen kortere markers, betere extractiemethoden voor botten en tanden, en diepere sequencingtechnieken beschikbaar. In gewone taal: waar je vroeger te weinig, te beschadigd DNA had, kun je nu meer uit hetzelfde stukje halen. Methoden om DNA te ‘verrijken’ en chemische schade te omzeilen, geven bovendien vaker een leesbaar profiel.
Die vooruitgang heeft praktische gevolgen. Het laboratorium van de lijkschouwer werkt tegenwoordig met protocolstappen die vroeger niet bestonden: fijner malen van bot, agressievere maar controleerbare demineralisatie om DNA los te maken, en reeksen controles om contaminatie te voorkomen. Familievergelijkingen worden ondersteund door statistische software die uit een onvolledig profiel toch betrouwbare verwantschap kan afleiden. Zo kon bij Barbara Keating het DNA van een haarborstel – vaak nauwelijks bruikbaar – in combinatie met referentiemonsters van familieleden alsnog de doorslag geven. Zulke ‘thuisvoorwerpen’ zijn intussen vaker een waardevolle bron, mits zorgvuldig verpakt en gedocumenteerd.
Daarmee komt ook de menselijke kant terug in beeld. Elke nieuwe match begint met een familie die ooit wangslijm heeft afgestaan of een prikje bloed. Duizenden familieleden hebben in de loop van de jaren dit referentiemateriaal aangeleverd. Onderzoekers vragen nog steeds om contact op te nemen als dat nog niet is gebeurd of als er nieuwe familieleden zijn die willen meedoen. Waarom? Omdat een breder familieprofiel de kans vergroot dat een heel klein of beschadigd spoor toch een naam krijgt.
De vraag of alles al niet ‘een keer’ is geprobeerd, is begrijpelijk. Het antwoord: ja, veel materiaal is meerdere keren getest. Maar elke nieuwe generatie apparatuur, reagentia en algoritmes haalt soms informatie naar boven waar de vorige generatie blind voor was. Het team selecteert regelmatig batches oude monsters voor heranalyse. Het kan dan gaan om resten die eerder ‘onleesbaar’ waren, of om fragmenten die destijds wel DNA bevatten, maar zonder match bleven. Zodra er nieuwe familie-informatie of een net iets beter profiel is, vallen puzzelstukjes alsnog op hun plek.
Dat betekent niet dat alles vanzelf gaat. Warmte, brandstoffen, bouwstoffen en tijd tasten DNA aan. Wat overblijft is vaak versnipperd en chemisch beschadigd, alsof je een boek probeert te lezen waarvan de helft van de letters is weggebrand. Forensische biologen proberen dan eerst de nog leesbare stukken te redden en daarna met statistiek te toetsen of het over dezelfde ‘zin’ gaat als in het familieboek. Elke mismatch is reden tot stoppen; elke sterke match wordt onafhankelijk bevestigd voordat families worden geïnformeerd.
De omgang met resten gebeurt onder strikte, soms sobere, maar altijd respectvolle protocollen. Ongeïdentificeerd materiaal blijft bewaard op een beveiligde locatie onder toezicht van de lijkschouwer, met als expliciet doel toekomstig onderzoek mogelijk te houden. Families kunnen aangeven hoe en wanneer ze willen worden benaderd. Als er een match is, volgt een zorgvuldig proces van verificatie en gesprek, vaak met dezelfde contactpersonen die al jaren met de familie in verbinding staan.
Voor de stad is het een blijvende opdracht. Burgemeester Eric Adams sprak over ‘onvermoeibare toewijding aan deze missie’, woorden die in de laboratoria klinken als een dagelijkse herinnering dat zoeken ook nu zin heeft. Mede daardoor blijft er praktische steun voor nieuwe testreeksen en voor het onderhouden van de opslag en databanken. De boodschap aan families is helder: er zijn nog mogelijkheden. Als u nog geen referentiemonster gaf, of als er nieuwe familieleden zijn, neem contact op – elke extra schakel kan helpen.
De impact van een identificatie reikt verder dan een dossier. Nabestaanden krijgen een plek, een datum, soms een klein fragment dat begraven kan worden. Het helpt bij rouw die al jaren vastzat. Voor de gemeenschap betekent elke bevestigde naam een vorm van erkenning: we weten wie je was, en je raakt niet kwijt in statistieken. Dat verklaart ook waarom updates, hoe ‘klein’ ze in aantallen ook lijken, telkens nieuwswaardig blijven.
Diezelfde logica verklaart het geduld. Niemand weet hoeveel extra matches de huidige technieken nog mogelijk maken. De ervaring leert dat elk jaar nieuwe kansen brengt: een extra familieprofiel, een slimmere analysemethode, een stukje bot dat na re-extractie ineens wel voldoende DNA geeft. In de cijfers is dat zichtbaar. Meer dan 1.600 mensen zijn nu geïdentificeerd; rond de 1.100 wachten nog op naam. Het is een lange adem, maar de lijn beweegt gestaag.
Voor de drie recent geïdentificeerden eindigt een hoofdstuk van onzekerheid. Voor de onderzoekers is dit tegelijk een aanmoediging en een bevestiging dat volhouden effect heeft. En voor de stad is het opnieuw een bewijs dat wetenschap, mits je blijft investeren en families blijft betrekken, ook na 24 jaar iets wezenlijks kan herstellen. De technologie gaat door, en met elke stap groeit de kans dat nog meer families straks hetzelfde bericht krijgen: we hebben je geliefde gevonden.
Dat is de kracht en de belofte van 9/11 identificatie anno 2025: geen grote doorbraak in één keer, maar een reeks kleine, zorgvuldige stappen die samen een groot verschil maken. Het dossier is niet af, maar het schuift, elk jaar een stukje, richting antwoorden.